Rechter vernietigt huurkoopovereenkomst stacaravan, maar gedaagde moet wel gebruiksvergoeding betalen

29 mei 2019 | Rechtbank Breda | 7262751 CV EXPL 18-4645

Samenvatting

In december 2014 zijn de eiser en de gedaagde een overeenkomst aangegaan met betrekking tot de huurkoop van een stacaravan. De stacaravan staat op een camping. Per juli 2016 heeft de gedaagde de stacaravan verlaten. Haar ex-partner is toen (tijdelijk) in de caravan blijven wonen. Sindsdien heeft de eiser geen betaling meer ontvangen. De gedaagde toont op een gegeven moment een brief van zijn advocaat waarin staat: “Partijen zijn een overeenkomst van huurkoop overeengekomen. De overeenkomst is echter niet aangegaan bij notariële akte, hetgeen betekent dat de overeenkomst vernietigbaar is wegens strijd met dwingend recht. Daar cliënte de overeenkomst heeft vernietigd, ontstaan er voor beide partijen ongedaanmakingsverplichtingen.”

Roerende of onroerende zaak?
Het standpunt van de eiser is dat hij in december 2014 met de gedaagde een huurkoopovereenkomst over een stacaravan is aangegaan voor een bedrag van € 32.500,00. De gedaagde moet op grond van die overeenkomst aan de eiser nog een totaalbedrag van € 27.000,00 betalen. De gedaagde is het hier niet mee eens. Zij erkent weliswaar dat tussen partijen een huurkoopovereenkomst is gesloten, maar is het niet eens met het feit dat het gaat om een roerende zaak. Volgens haar is de stacaravan geplaats om duurzaam te blijven staan. Dit blijkt onder meer uit de vaste standplaats van de stacaravan, het feit dat de stacaravan tot de grond is afgewerkt (de wielen zijn niet zichtbaar), de vaste aanbouw, de geplaatste schutting, het aangelegde terras en het feit dat de stacaravan is aangesloten op gas, water, licht en riolering. Volgens de gedaagde is er daarom sprake van een onroerende zaak.

Daarom heeft de gedaagde aangevoerd dat de Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken (hierna: de Twhoz) van toepassing is op deze overeenkomst, meer specifiek artikel 3 lid 1. Hierdoor kan op basis van eerder genoemd artikel en artikel 7:114 BW, de huurkoopovereenkomst door de huurkoper worden vernietigd.

Rechter beslist: onroerende zaak 
De rechter bepaalt eerst of de stacaravan als roerende of als onroerende zaak moet worden beschouwd. Op grond van artikel 3:3 BW zijn onroerende gebouwen duurzaam met de grond zijn verenigd, rechtstreeks of door vereniging met andere gebouwen of werken. Volgens vaste jurisprudentie is van duurzame vereniging met de grond sprake als het gebouw is gebouwd en ingericht om duurzaam ter plaatse te blijven.

Om te bepalen of de stacaravan bestemd is om duurzaam ter plaatste te plaatsen, moet onder meer worden gekeken naar de intentie van de bouwer van het gebouw, voor zover deze naar buiten toe kenbaar is. Het is niet van belang dat technisch de mogelijkheid bestaat om het bouwwerk te verplaatsen (zie onder andere: Hoge Raad 3 I oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2478 (Portacabin). De rechter ziet de stacaravan als een onroerende zaak.

Twhoz van toepassing?
Vervolgens kijkt de rechter of de Twhoz van toepassing is. Met de huurkoopovereenkomst heeft de gedaagde een onroerende zaak van de eiser verkregen met ingang van eind december 2014, terwijl de eigendomsoverdracht pas zal plaatsvinden nadat de gedaagde de volledige koopprijs aan de eiser heeft betaald. In de huurkoopovereenkomst staat namelijk: “De koopster is pas eigenaar als de laatste termijn betaald is” en “De verkoper blijft eigenaar van de caravan tot algehele kwijting van het bedrag”.

Besluit rechter: overeenkomst wordt beheerst door Twhoz
Over het betalen van de koopprijs van € 32.500,00 is afgesproken dat de gedaagde vooruitbetaalt in maandelijkse termijnen van € 500,00. Hieruit blijkt dat de gedaagde, die al wel de stacaravan mocht gebruiken, eerst meerdere opeenvolgende betalingsverplichtingen moest nakomen voordat zij de eigendomsakte van de stacaravan zou krijgen. De gedaagde liep daarmee risico’s waartegen de Twhoz de huurkoper moet beschermen. De eiser stelt dat de Twhoz niet van toepassing zou zijn, omdat er geen rentepercentage is afgesproken en omdat de overeenkomst onder meer betrekking heeft op de inventaris. Hier gaat de rechter niet in mee. De kantonrechter is daarom van mening dat de overeenkomst voldoet aan een huurkoopovereenkomst als bedoeld in artikel 1 Twhoz, zodat de overeenkomst wordt beheerst door de Twhoz.

Dat de overeenkomst niet is vastgelegd in een notariële akte en niet is ingeschreven in de openbare registers, maakt dit niet anders, aangezien de rechtsgevolgen van deze gebreken in de Twhoz zijn beschreven en de gebreken niet van invloed zijn op de kwalificatie van de overeenkomst.

Vernietiging huurkoopovereenkomst
Dit laatste betekent dat de rechter de huurkoopovereenkomst zal vernietigen. Vernietiging van de huurkoopovereenkomst heeft tot gevolg dat de overeenkomst tussen partijen nooit heeft bestaan. Hierdoor bestaat de contractuele plicht tot het maandelijkse betalen aan de eiser ook niet meer. Echter, in artikel 3 lid 1 Twhoz is ook bepaald dat, zelfs nadat de overeenkomst is vernietigd, de rechter de huurverkoper een gebruiksvergoeding kan opleggen, indien dit redelijk is.

Het staat vast dat de gedaagde in ieder geval tot 1 juli in de stacaravan heeft gewoon. Alleen daarom al is de gedaagde een vergoeding verschuldigd volgens de rechter. De conclusie is dat de gedaagde aan de eiser een gebruiksvergoeding is verschuldigd van 18 maanden (1 januari 2015 tot 1 juli 2016).

In de zaak van

Eiser

eiser in conventie, verweerder in reconventie, hierna: Eiser,

gemachtigde: mr. E.C.Y. Cheung, werkzaam bij IntoCash te Rotterdam,

tegen

Gedaagde

wonende te gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna: Gedaagde,

gemachtigde: mr. A.D.M. klein Selle, advocaat te Oisterwijk.

1. Het verdere verloop van de procedure

1.1 Dit blijkt uit de volgende stukken:

het tussenvonnis van 19 december 2018, met de daarin genoemde processtukken;
de op 21 maart 2019 ontvangen conclusie van antwoord in reconventie, met productie 4;
de op 25 maart 2019 ontvangen akte wijziging van eis, tevens bewijsaanbod, van Gedaagde:
de aantekeningen van de griffier van de op 27 maart 2019 gehouden mondelinge behandeling (hierna: de zitting).

1.2 Tijdens de zitting is gesproken over de absolute bevoegdheid van de kantonrechter om dit geschil te behandelen. In dat kader heeft Eiser zijn eis gewijzigd, waarbij hij de vordering beperkt tot maximaal E 25.000,00 en expliciet afstand heeft gedaan van zijn eventuele aanspraak op het meerdere boven dat bedrag.

1.3 Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

in conventie en in reconventie

De kantonrechter gaat bij de beoordeling van de door partijen ingestelde vorderingen uit van de volgende vaststaande feiten:

–      in december 2014 zijn Eiser en Gedaagde een overeenkomst aangegaan met betrekking tot de huurkoop van een stacaravan, welke zich bevindt op een Camping. In die overeenkomst staat, voor zover van belang, het volgende:

‘` VERKOOPOVEREENKOMST

Betreft: verkoop caravan van .J. Eiser, (…), hierna te noemen Verkoper. C.J.L. Gedaagde, (…), hierna te noemen Koopster. (…)

De verkoop geschiedt voor een bedrag van Euro 32.500,–.

De betaling zal geschieden in maandelijkse termijnen van Euro 500,–, de koopster is pas Eigenaar als de laatste termijn betaald is.

De verkoper gaat het object leveren zoals bezichtigd samen, zondag 21 december 2014 Met de familie Gedaagde en de familie Eiser.

Het staangeld is betaald tot februari 2015, en de stand van het stroomverbruik is per heden Opgenomen. De koopster is dan verantwoordelijk voor het staangeld.

De caravan wordt geleverd met de inventaris zoals bezichtigd.

Hef onderhoud vanaf heden van de caravan en aanbouw, en voortuintje zijn per heden voor Rekening van de koopster.

De verkoper blijft eigenaar van de caravan tot algehele kwijting van het bedrag, jaarlijks Verplicht de verkoper een opgave te doen van de stand van zaken van betaling.

De betaling geschied! maandelijks voor de eerste, per bank of tegen afgifte van kwitantie,

De sleutels ‘vorden overhandigd na het tekenen van deze overeenkomst, zal ook de borg ter Grote van een maand huur worden voldaan. (…)”:

voornoemde overeenkomst is niet notarieel vastgelegd;

Gedaagde heeft 11 betalingen van E 500,00 aan Eiser gedaan. Dit betreft een totaal bedrag van E 5.500,00. Die betalingen zijn verricht in de periode vanaf 28 januari 2015 tot en met 4 mei 2016;

per juli 2016 heeft Gedaagde de stacaravan verlaten. Haar ex-partner is toen (tijdelijk) in de caravan blijven wonen;

Gedaagde is, ondanks aanmaningen van 12 maart 2018 en 4 april 2018 van de gemachtigde van Eiser, niet meer overgegaan tot betaling van enig bedrag aan Eiser:

op 9 mei 2018 heeft de gemachtigde van Gedaagde een brief aan Eiser gezonden, waarin voor zover relevant het volgende staat vermeld:

“(..) De betreffende huurkoopovereenkomst dateert van voor 1 januari 2017 hetgeen meebrengt dat op de overeenkomst de Tijdelijke Wet Huurkoop Onroerende Zaken (oud) van toepassing is. Op grond van genoemde wet geldt dat huurkoop wordt aangegaan bij notariële akte. Met cliënt stel ik vast dat in onderhavige aangelegenheid een notariële akte ontbreekt Voorts ontbreekt een schriftelijke vaststelling van de overeenkomst dooi- een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest. Dit betekent dat niet voldaan is aan dwingendrechtelijk voorgeschreven bepalingen en de overeenkomst op grond van artikel 3 lid I door de huurkoper vernietigd kan worden.

Hierbij vernietig ik namens cliënte de betreffende overeenkomst, hetgeen meebrengt dat uw cliënt gehouden is tot volledige terugbetaling van door cliënte reeds voldane afbetalingstermijnen. (…)

Kort en goed. Partijen zijn een overeenkomst van huurkoop overeengekomen. De overeenkomst is echter niet aangegaan bij notariële akte, hetgeen betekent dat de overeenkomst vernietigbaar is wegens strijd met dwingend recht. Daar cliënte de overeenkomst heeft vernietigd, ontstaan er voor beide partijen ongedaanmakingsverplichtingen.”

3. Het geschil

in conventie

3.1 Eiser vordert, na vermindering van eis tijdens de zitting, bij vonnis. uitvoerbaar bij voorraad, Gedaagde te veroordelen tot betaling van:

a. een totaalbedrag van € 25.000,00 (wegens hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en vervallen rente tot 27 september 2018);
b. de wettelijke rente ex artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over de hoofdsom vanaf 27 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. de wettelijke rente ex artikel 6:1 19 BW over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf 14 dagen na het ten deze te wijzen vonnis, althans een in goede justitie redelijk geachte termijn, tot aan de dag der algehele voldoening;
d. de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
e. de nakosten;
f. de kosten van de dagvaarding.

Eiser legt daaraan — samengevat — ten grondslag dat hij in de maand december 2014 met Gedaagde een overeenkomst van huurkoop is aangegaan inzake een stacaravan ten bedrage van € 32.500,00 en dat Gedaagde op grond van die overeenkomst aan Eiser nog een totaalbedrag van € 27.000,00 moet betalen. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft Eiser bij dagvaarding onder meer de huurkoopovereenkomst (productie 1) en een overzicht van de door Gedaagde gedane betalingen (productie 2) overgelegd. Naast de bij dagvaarding genoemde grondslag nakoming, heeft Eiser tijdens de zitting ook de volgende grondslagen genoemd: onrechtmatige daad, wanprestatie, ongerechtvaardigde verrijking en redelijkheid en billijkheid. De wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW heeft Eiser tot 27 september 2018 berekend op € 420,17 en de buitengerechtelijke incassokosten op basis van artikel 6:96 BW inclusief btw op € 1.264,45.

3.2 Gedaagde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, niet veroordeling van Eiser in de proceskosten. Gedaagde erkent dat tussen partijen een huurkoopovereenkomst is gesloten, maar bestrijdt dat sprake is van een roerende zaak omdat de stacaravan volgens haar geplaatst is om duurzaam ter plaatste te blijven. Dit blijkt onder meer uit de vaste standplaats van de stacaravan, het feit dat de stacaravan tot de grond is afgewerkt (de wielen zijn niet zichtbaar), er een vaste aanbouw is geplaatst, er rondom de stacaravan een terras met tuin en schutting is geplaatst en de stacaravan is aangesloten op gas, water, licht en riolering. Volgens Gedaagde is dan ook sprake van een onroerende zaak. In dat kader heeft Gedaagde aangevoerd dat de Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken (hierna: de Twhoz) van toepassing is op deze overeenkomst, meer specifiek artikel 3 lid 1, zodat op grond van voornoemd artikel en op basis van artikel 7:114 BW de huurkoopovereenkomst door de huurkoper vernietigd kan worden. Bij brief van 9 mei 2018 is de gemachtigde van Gedaagde daartoe overgegaan, zodat Eiser gehouden is tot volledige terugbetaling van de door Gedaagde reeds voldane afbetalingstennijnen.

in reconventie

3.3 Gedaagde vordert, na wijziging van eis. bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

1.

– primair

te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen Gedaagde en Eiser in juli 2016 met wederzijds goedvinden is beëindigd;

– subsidiair

te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen Gedaagde en Eiser door Gedaagde rechtsgeldig is vernietigd;

– meer subsidiair

de overeenkomst tussen partijen te vernietigen c.q. te ontbinden;

2.

–     zowel primair, subsidiair en meer subsidiair

Eiser te veroordelen om aan Gedaagde tegen deugdelijk bewijs van betaling te voldoen hetgeen krachtens de overeenkomst is betaald, te weten een bedrag van € 5.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, dan wel enige beslissing te nemen die de kantonrechter in dit geval aangewezen acht, met veroordeling van Eiser in de overige kosten van de procedure, alsook in de nakosten, onder bepaling dat Eiser ook de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd wordt wanneer deze niet binnen 14 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis is betaald.

Gedaagde legt daaraan — samengevat — ten grondslag dat de huurkoopovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden is geëindigd per 1 juli 2016, dan wel dat zij deze overeenkomst bij brief van 9 mei 2018 buitengerechtelijk heeft vernietigd dan wel dat er thans grond is om voornoemde overeenkomst te vernietigen of te ontbinden. Verder heeft Gedaagde aangevoerd dat zij in juli 2016 de stacaravan heeft verlaten. Gedaagde is destijds met Eiser en haar voormalig partner overeengekomen dat de overeenkomst tussen Gedaagde en Eiser zou worden beëindigd en dat Eiser een nieuwe overeenkomst met de voormalig partner zou aangaan. Gedaagde biedt van deze stelling bewijs aan.

3.4 Eiser voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Gedaagde in de proceskosten. Eiser betwist dat de overeenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd. Volgens Eiser heeft Gedaagde nooit de sleutels van de stacaravan ingeleverd dan wel de stacaravan leeg opgeleverd. Tevens heeft Eiser betwist dat sprake is van een onroerende zaak. Eiser heeft immers bewust een stacaravan op wielen gekocht om deze in de toekomst eventueel naar een andere locatie te verplaatsen, mede omdat hij niet de eigenaar van de grond is waarop de caravan staat. Ook is Eiser geen onroerende zaakbelasting verschuldigd aan de gemeente. Er is dan ook geen sprake van een vaste staanplaats zoals door Gedaagde wordt aangevoerd. De stacaravan is niet aangesloten op gas, maar wel op het riool en elektra omdat de eigenaren van de camping dit aan Eiser hebben verplicht. Bovendien hadden partijen niet de bedoeling om een huurkoopovereenkomst omtrent een onroerende zaak af te sluiten. Doordat er sprake is van een roerende zaak, is de Twhoz niet van toepassing, aldus Eiser. Daarbij komt dat de overeenkomst niet notarieel is vastgelegd, niet is ingeschreven in de openbare registers en is Gedaagde aan Eiser geen rente verschuldigd. Bovendien ziet een deel van de koopsom op de inventaris van de stacaravan. Indien de Twhoz wel van toepassing mocht zijn en de overeenkomst tussen partijen is ontbonden, dan stelt Eiser zich op het standpunt dat hij niet gehouden is tot volledige terugbetaling van de door Gedaagde reeds voldane afbetalingstermijnen. Eiser verwijst in dit verband naar artikel 11 lid 3 Twhoz.

4. De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1 Vanwege de samenhang tussen de vorderingen van partijen, worden die vorderingen samen besproken.

4.2 Kern van het geschil is de status van de tussen Eiser en Gedaagde gesloten huurkoopovereenkomst en de eventueel daaruit nog voor Gedaagde voortvloeiende betalingsverpl ichtingen.

4.3 Volgens Gedaagde is de tussen partijen gesloten huurkoopovereenkomst met wederzijds goedvinden geëindigd per 1 juli 2016, dan wel is voornoemde overeenkomst door haar bij brief van 9 mei 2018 buitengerechtelijk vernietigd, dan wel bestaat er volgens Gedaagde grond om de huurkoopovereenkomst door de kantonrechter in deze procedure te laten vernietigen of te ontbinden.

4.4 De kantonrechter stelt voorop dat voor de beoordeling van de vorderingen van partijen eerst van belang is om vast te stellen wat voor overeenkomst zij hebben gesloten en welk recht daarop van toepassing is.

4.5 Tussen partijen is niet in geschil dat zij een schriftelijke overeenkomst van huurkoop hebben gesloten met betrekking tot een stacaravan. Partijen zijn echter verdeeld over de vraag of die huurkoopovereenkomst betrekking heeft op een onroerende of een roerende zaak. Eiser heeft zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat de stacaravan roerend is, terwijl Gedaagde uitgaat van een onroerende zaak.

4.6 Voor de beantwoording van de vraag of de stacaravan als roerende of als onroerende zaak moet worden beschouwd, overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van artikel 3:3 BW zijn onroerend de gebouwen (waaronder in dit geval te verstaan een stacaravan) die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken. Volgens vaste jurisprudentie is van duurzame vereniging met de grond sprake indien het betreffende bouwwerk naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Bij de beantwoording van de vraag of een bouwwerk bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven, moet onder meer worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten toe kenbaar is. Niet van belang is dat technisch de mogelijkheid bestaat om het bouwwerk te verplaatsen (zie onder andere: Hoge Raad 3 I oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2478 (Portacabin)). Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn.

4.7 Tijdens de zitting heeft Eiser verklaard dat de stacaravan zelf een langwerpige caravan betreft waaronder wielen zijn geplaatst en dat er door hem een vaste aanbouw (dus zonder wielen) is bijgeplaatst. De overeenkomst ziet op deze stacaravan plus aanbouw. In de aanbouw bevinden zich de keuken en de badkamer. Ook heeft Eiser verklaard dat het mogelijk is om het stacaravan-deel te verplaatsten met een tractor. In dat geval dient wel het dak tussen de stacaravan en de aanbouw losgesneden te worden. Verder heeft Eiser toegelicht dat de aansluiting voor water zich onder de stacaravan bevindt en dat de waterleiding rechtstreeks naar de aanbouw gaat, want daar bevindt zich immers de keuken en de cv-ketel. Daarnaast heeft Eiser verklaard dat de complete stacaravan er in voornoemde vorm ongeveer vijf jaar staat, namelijk sinds maart 2014. Gedaagde heeft tijdens de zitting verklaard dat zij (samen met haar dochter en inmiddels ex-partner) vanaf het sluiten van de huurkoopovereenkomst eind 2014 tot juli 2016 permanent in de stacaravan met aanbouw heeft gewoond en dat de stacaravan met aanbouw te vergelijken is met een normaal woonhuis. Er is namelijk een ruime keuken, nieuwe badkamer en vloerverwarming aanwezig. Eiser heeft in dit verband desgevraagd verklaard dat hij wist dat het de bedoeling van Gedaagde was om daar met haar gezin voor langere tijd te blijven wonen.

4.8 Op grond van hetgeen uit de stukken (en dan met name uit de overgelegde foto’s) is gebleken en bovendien gelet op hetgeen door partijen tijdens de zitting is verklaard, is de kantonrechter van oordeel dat deze stacaravan als geheel gekwalificeerd moet worden als een onroerende zaak. Daarbij betrekt de kantonrechter dat de aanbouw, waarin de keuken en badkamer zich bevinden, een vaste verbinding met de grond heeft en aangesloten is op de waterleiding. Ook is de cv-ketel in de aanbouw geplaatst. Essentiële ruimtes van de woonruimte bevinden zich aldus in de aanbouw, welke in vaste verbinding met de grond staat. Dit betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat de stacaravan naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven, welke bestemming ook naar buiten kenbaar was. Niet is gebleken van bijzonderheden in de aard en inrichting van de stacaravan, waaruit een bedoeling van Eiser om deze slechts tijdelijk met de grond verenigingen voor een (willekeurige) derde kenbaar was. Sterker nog, Eiser heeft tijdens de zitting verklaard dat hij wist dat Gedaagde er voor langere periode permanent wilde wonen. De stelling van Eiser dat een deel van de stacaravan te verplaatsten is (althans nadat het dak met de aanbouw is losgesneden) door middel van een tractor, doet aan het oordeel van de kantonrechter niet af. De mogelijkheid dat de stacaravan technisch te verplaatsten is doet, zoals in het hiervoor genoemde Portacabin-arrest werd beslist, niet terzake.

4,9 Vervolgens ligt de vraag voor of de Twhoz van toepassing is. De onderhavige huurkoopovereenkomst strekt ertoe dat Gedaagde een onroerende zaak van Eiser heeft verkregen met ingang van eind december 2014, terwijl de eigendomsoverdracht pas zal plaatsvinden nadat Gedaagde de volledige koopprijs aan Eiser heeft voldaan, In de overeenkomst staat namelijk: “de koopster is pas Eigenaar als de laatste termijn betaald is.” en “De verkoper blijft eigenaar van de caravan tot algehele kwijting van het bedrag”. Met betrekking tot de betaling van die koopprijs van € 32.500,00 is afgesproken dat Gedaagde bij vooruitbetaling zal betalen in maandelijkse termijnen van elk C 500,00. Hieruit volgt dat Gedaagde, die wel al in het genot was gesteld van de onroerende zaak, eerst meerdere. opeenvolgende betalingsverplichtingen diende na te komen, voordat zij de eigendom van de stacaravan geleverd zou krijgen. Gedaagde stond aldus bloot aan de risico’s waartegen de Twhoz de huurkoper beoogt te beschermen. Dat geen rentepercentage is afgesproken en dat een deel van de koopsom zou zien op de in de stacaravan aanwezige inventaris, zoals door Eiser is aangevoerd, doet daar niet aan af. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de overeenkomst voldoet aan een huurkoopovereenkomst als bedoeld in artikel 1 Twhoz, zodat onderhavige overeenkomst wordt beheerst door de Twhoz. Dat de overeenkomst niet is vastgelegd in een notariële akte en niet is ingeschreven in de openbare registers, maakt dit niet anders, aangezien de rechtsgevolgen van deze gebreken in de Twhoz zijn beschreven en de gebreken niet van invloed zijn op de kwalificatie van de overeenkomst.

4.10 De toepasselijkheid van de Twhoz brengt met zich dat de kantonrechter, zoals door Gedaagde in reconventie meer subsidiair is gevorderd, de huurkoopovereenkomst conform artikel 3 lid 1 Twhoz zal vernietigen. Immers, uit dit artikel volgt dat de indien de huurkoopovereenkomst niet is aangegaan bij notariële akte de huurkoper bevoegd is om vernietiging van de overeenkomst te vorderen. De Twhoz biedt echter geen grondslag voor buitengerechtelijke vernietiging. De buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging van 9 mei 2018 heeft dan ook niet liet door Gedaagde beoogde gevolg gehad, omdat uit artikel 3 lid 1 Twhoz volgt dat vernietiging slechts door de rechter kan geschieden. De in deze procedure in reconventie ingestelde meer subsidiaire vordering tot ontbinding kan niet worden toegewezen, omdat niet gesteld of gebleken is dat daarvoor een grond (te weten een tekortkoming aan de zijde van Eiser) aanwezig is. Het door Gedaagde tijdens de zitting gedane beroep op artikel 7:114 lid 2 BW gaat ook niet op, aangezien dit wetsartikel alleen van toepassing is op overeenkomsten die zijn aangegaan na 1 januari 2017. Daarvan is in dit geval geen sprake. zodat de kantonrechter de huurkoopovereenkomst op grond van artikel 3 lid 1 Twhoz bij dit vonnis zal vernietigen.

4.11 Vernietiging van de huurkoopovereenkomst heeft tot gevolg dat die overeenkomst tussen partijen nooit heeft bestaan, zodat er ook geen contractuele plicht tot maandelijkse betaling is van Gedaagde aan Eiser. Echter, in artikel 3 lid 1 Twhoz is verder—samengevat — bepaald dat, nadat de rechter is overgegaan tot vernietiging, de rechter in die situatie kan overgegaan tot toekennen van een gebruiksvergoeding aan de huurverkoper, indien de billijkheid dit vergt. Vast staat dat Gedaagde in ieder geval tot 1 juli 2016 permanent in de stacaravan heeft gewoond, zodat Gedaagde naar liet oordeel van de kantonrechter alleen al daarom een gebruiksvergoeding aan Eiser is verschuldigd. De kantonrechter heeft geen enkele (concrete) reden om aan te nemen dat zij ook daarna nog gebruik heeft gemaakt van de stacaravan. Gedaagde heeft immers gesteld dat zij de stacaravan per juli 2016 heeft verlaten en Eiser heeft tijdens de zitting bevestigd dat hij wist dat Gedaagde sindsdien daar niet meer woonachtig was, maar dat de caravan vanaf dat moment alleen bewoond werd door de voormalige partner van Gedaagde. Nu vast staat dat Gedaagde vanaf het moment van liet aangaan van de huurkoopovereenkomst (te weten: eind december 2014 dan wel 1 januari 2015) tot 1 juli 20 16 het gebruik van de stacaravan heeft genoten, is de kantonrechter van oordeel dat Gedaagde voor die periode een gebruiksvergoeding aan Eiser is verschuldigd. Dit geldt temeer nu de gemachtigde van Gedaagde tijdens de zitting heeft verklaard dat het redelijk is dat Gedaagde een gebruiksvergoeding aan Eiser betaalt voor de periode dat Gedaagde in de stacaravan heeft verbleven. De kantonrechter acht het in dit geval redelijk om voor de hoogte van die gebruiksvergoeding aan te sluiten bij het in de overeenkomst genoemde bedrag van € 500,00 per maand. Van een overige vergoedingsplicht dan wei een door Gedaagde aan Eiser te betalen schadevergoeding is de kantonrechter niet gebleken. Weliswaar heeft Eiser tijdens de zitting nog enkele andere juridische grondslagen opgesomd (te weten: onrechtmatige daad, wanprestatie, ongerechtvaardigde verrijking en redelijkheid en billijkheid), maar Eiser heeft daaraan geen enkele concretisering gegeven hoe een eventuele vergoedingsplicht moet worden berekend en welke uitgangspunten daarbij gehanteerd dienen te worden c.q. hoe de schade moet worden vastgesteld. Overigens kan een beroep op wanprestatie überhaupt niet slagen, omdat de overeenkomst door de kantonrechter zal worden vernietigd.

4.12 Het voorgaande brengt mee dat Gedaagde aan Eiser een gebruiksvergoeding is verschuldigd van 18 maanden (namelijk: van 1 januari 2015 tot 1 juli 2016) van elk € 500,00 per maand, waarvan Gedaagde reeds 11 maanden x € 500,00 aan Eiser heeft betaald. Dit betekent dat Gedaagde nog € 3.500,00 (7 maanden x € 50Q00 per maand) aan Eiser dient te betalen aan gebruiksvergoeding. Over voornoemd bedrag zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van volledige voldoening.

4.13 Eiser heeft in conventie een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen warden afgewezen. omdat niet gebleken is dat in de aan Gedaagde verzonden aanmaningen van 12 maart 2018 en 4 april 2018 een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.

4.14 Ten aanzien van de door Gedaagde primair ingestelde vordering in reconventie, overweegt de kantonrechter als volgt. Gedaagde heeft in dit verband een verklaring voor recht gevorderd dat de overeenkomst tussen partijen in juli 2016 met wederzijds goedvinden is beëindigd. Aangezien Eiser dit uitdrukkelijk heeft betwist, rust op Gedaagde de bewijslast van deze stelling. De kantonrechter zal Gedaagde echter niet in de gelegenheid stellen dat bewijs te leveren. Als in deze procedure immers al vast zou komen te staan dat de tussen partijen gesloten huurkoopovereenkomst niet wederzijds goedvinden is beëindigd per I juli 2016, leidt dat materieel tot dezelfde uitkomst als reeds hiervoor is overwogen, namelijk dat Gedaagde in totaal 18 termijnen van ieder E 500,00 aan Eiser dient te voldoen. Aangezien de uitkomst van deze procedure thans bij vernietiging van de huurkoopovereenkomst door de kantonrechter gelijk is aan de contractuele betalingsverplichting die Gedaagde zou hebben gehad tot 1 juli 2016, heeft Gedaagde naar het oordeel van de kantonrechter geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar primaire vordering.

4.15 Hetgeen hiervoor is overwogen betekent dat Eiser in reconventie niet zal worden veroordeeld tot terugbetaling van de reeds door Gedaagde betaalde maandtermijnen, omdat vernietiging in deze zaak meebrengt dat Gedaagde wel de plicht heeft om een gebruiksvergoeding te betalen.

4.16 De slotsom is dat Gedaagde in conventie zal worden veroordeeld tot betaling aan Eiser van het bedrag van € 3.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente. In reconventie zal de kantonrechter de tussen partijen gesloten huurkoopovereenkomst vernietigen.

5. De kosten

in conventie

5.1 Uit het voorgaande volgt dat Gedaagde een te lage vergoeding aan Eiser heeft betaald voor de gehele periode dat zij in de stacaravan heeft verbleven, zodat Eiser terecht is overgegaan tot dagvaarden. Dit betekent dat Gedaagde als de in conventie in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

Die kosten worden aan de zijde van Eiser tot en niet vandaag vastgesteld op € 994,01 (bestaande uit E 98,01 aan dagvaardingskosten, € 476,00 aan griffierecht en 2 punten x € 210,00 per punt (berekend op basis van het toe te wijzen bedrag van € 3.500,00) als bijdrage in het salaris van de gemachtigde van Eiser). Aangezien in dit bedrag aan proceskosten reeds een bedrag aan dagvaardingskosten is opgenomen, is er geen grond voor afzonderlijke toewijzing van de kosten van de dagvaarding zoals door Eiser is gevorderd (en hiervoor is weergegeven onder 3.1 onder f).

5.2 Daarnaast zal Gedaagde zoals gevorderd voorwaardelijk worden veroordeeld tot betaling van de nakosten, welke nakosten worden begroot op € 105,00 (een half punt met een maximum van 120,00).

5.3 Over de proceskosten in conventie zal wettelijke rente worden toegewezen, met dien verstande dat hierover slechts rente zal worden toegewezen voor zover Gedaagde de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat Gedaagde, als zij door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.

in reconventie

5.4 Aangezien de kantonrechter over zal gaan tot de door Gedaagde in reconventie gevorderde vernietiging van de huurkoopovereenkomst, zal Eiser in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

Die kosten worden aan de zijde van Gedaagde tot en met vandaag vastgesteld op € 210,00 (wegens samenhang twee halve punten x E 210,00 per punt).

5.5 Verder zal Eiser in reconventie zoals gevorderd worden veroordeeld tot betaling van de nakosten, welke nakosten worden begroot op € 105,00 (een half punt met een maximum van 120,00).

5.6 Over de proceskosten en de nakosten in conventie zal wettelijke rente worden toegewezen in overeenstemming met wat hiervoor is overwogen.

6. De beslissing

De kantonrechter:

in conventie

veroordeelt Gedaagde om aan Eiser te betalen een bedrag van € 3.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt Gedaagde in de proceskosten in conventie, aan de zijde van Eiser tot en met vandaag vastgesteld op € 994,01, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 15° dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;

veroordeelt Gedaagde tot betaling van de nakosten van Eiser. begroot op 105,00, voor zover zij niet binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan liet vonnis heeft voldaan;

in reconventie

vernietigt de tussen partijen gesloten huurkoopovereenkomst met betrekking tot de stacaravan, welke zich bevindt op een Camping;

veroordeelt Eiser in de proceskosten in reconventie, aan de zijde van Gedaagde tot en met vandaag vastgesteld op € 210.00, en in de nakosten van Gedaagde, begroot op € 105,00. te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;

in conventie en in reconventie

verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen en is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2019.

Verhuurder? Blijf juridisch op de hoogte. Meld je aan.

Nieuwe huurwetgeving  ✔ Relevante adviezen Vonnissen in huurrecht. Deze onderwerpen behandelen we in onze maandelijkse nieuwsbrief.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Start chatgesprek
Stuur een bericht